U vroeg mij te schrijven hoe ik leef.
Wel, hoe anders kan ik leven dan de poëzie?
En wat is poëzie anders dan wind,
stormachtig, windstil, guur of zoet, op de huid
maar altijd onderweg.
Altijd onderweg.
Ik ben niet altijd als de wind geweest.
Mijn wieg stond in Dordrecht en hier waren mijn eerste
woordjes, pasjes, kusjes. Hier floot ik door school,
kreeg ik verkering, huwde ik en verwekte ik
mijn beide dochters. Hier gleed ik uit, hier scheidde ik, en hier emigreerden
mijn beide dochters naar Portugal.
Hier liggen mijn wortels. Hier zocht ik mijn weg uit de spanning
van de drukte en het steen.
O hoe groot was mijn opluchting toen ik begreep dat ik geschapen was
met het hart van een nomade!
Dat de wind de mijne was, en ik van de taal kan leven.
Dat dit mijn geschenk is aan de wereld.
Vandaag rol ik mijn slaapzak op en houd ik mijn broer vast.
In mijn auto lachen mijn luchtbed, kussen, en een tas kleren.
De dozen met mijn dichtbundels rusten in de kofferbak.
De wind brengt me een paar dagen naar Janneke*.
Janneke gaat dood.
Tot de kanker haar opvreet, wil zij de liefde toelaten.
Mijn poëzie brengt haar troost.
Onze gesprekken brengen haar rust en helderheid.
In ruil mag ik een aantal dagen bij haar aan het water schrijven.
Nu waai ik naar het mooie Heusden aan de Maas.
Wouter* ken ik sinds zijn burn-out. Mijn dichtbundels waren
een vriend in de donkere tunnel.
Nu hij naar de Pyreneeën fietst, mag ik op zijn huis passen.
De wind wisselt mijn bedden af.
Soms leef ik uit mijn tentje, soms huur ik wat, en soms
slaap ik bij vrienden of harten
die mij liefhebben.
Van de ene op de andere zon kan ik vertrekken
en mijn inspiratie elders zoeken.
Zo ga ik van Oost naar West naar Leerdam naar Blesdijke
naar Overveen naar Breukelen
en tref ik mij
nu opeens weer aan in bruisend Nijmegen.
Hier leven de ontwerper en drukker van mijn boeken, en tot ik
naar het groen en de weidsheid snak,
trotseer ik hier het steen
en maken we kunst.
Vandaag pak ik mijn leven weer in, gooi ik de auto vol
en rijd ik naar Schoorl. Dorien* heeft een groot huis,
een groot hart, en sinds kort twee grote tumoren in haar hoofd.
Ik werk als dichter, en af en toe als coach voor mensen
die op zoek zijn
naar het wezenlijke in zichzelf.
Ze noemen mij een digital nomad. Ik werk en leef zonder
vaste verblijfplek, en volledig digitaal.
De post vindt mij, facturen worden opgeslagen in de lucht
en op iedere straathoek is er wel een brievenbus
die mijn boeken wilt vasthouden
tot de postbode ze naar de armen van mijn lezers brengt.
De wind keert weder en waait mij langs Dordrecht
langs mijn tandarts, mijn apotheker, mijn huisarts en fysio
die opeens een anker zijn
in een dwarrelend vrijbuitersbestaan.
Ik rol mijn slaapzak uit en houd mijn broer vast
als de dag van lang geleden.
Er liggen formulieren met handtekeningen voor u klaar.
De bladeren rolden uit een printer in Nijmegen, de postzegel
maakte ik online.
Het wordt herfst en de wereld gaat veranderen.
Dit is wie ik ben, en ik leef hoe ik nu ben.
Wie weet waar ik morgen waai?
~ Niels Zwakhals
* De namen in de poëzie zijn – uiteraard – volkomen fictief.