Toen er nog niets was
Toen er nog niets was,
Zoals nu,
Was het niet donker
En het was niet licht.
Er waren nog geen dagen
En nog geen nachten
Nog geen hier
Nog geen daar
Nog geen straks
Nog geen toen
Nog geen goed
Nog geen fout
Nog geen jou
En nog geen mij.
Ik was erbij
Toen er nog niets was,
Zoals nu.
En ik zou kunnen zeggen
Dat alles stil, leeg en eenvoudig was,
Maar dat zouden drie woorden te veel zijn
En een miljoen woorden te weinig.
Ik was erbij
Toen de liefde het idee kreeg geboren te willen worden
Om te delen,
Te ervaren.
Ik was erbij
Dat eerste geluid,
Het breken van een hart,
Waaruit alles ontstond
Zoals deze stem
Uit dit lichaam,
De aarde,
Hier
Op deze plek
Onder de maan en de sterren
En alle andere ideeën
In wat jullie nu de kosmos noemen.
Ik was getuige
Van de eerste wind op een wang
Van de eerste zonnestraal op een gezicht
De eerste regendruppel op een blad
Het eerste zaadje dat werd gepland
De eerste lach
De eerste echo
De eerste stap
En de eerste traan.
Ik was erbij,
Zoals nu.
En ik zag dat het goed was.
En ik zag hoe de liefde
De tijdelijkheid en de scheidingen en de sluimeringen
In zichzelf liet bestaan
En hoe hij zich daarin terugtrok
En zich verstopte als alle verschijnselen.
Ik hoorde hem nog grinniken.
En ik zag dat het goed was,
En veilig en teder,
Als toen er nog niets was,
Zoals nu.
En sindsdien, mijn kind,
Ben jij er dus, omdat ik er ben.
En ik ben er, omdat jij er bent.
Alles is er, omdat jij er bent.
En wat ben ik dus blij met jou!
Want door dat idee, en door dat idee alleen,
Kan ik met mezelf dansen
En jou voelen
In de wind
In de zonnestraal
In de regendruppel
En in deze ademhaling,
Het zaadje.
En jij, het licht van de wereld,
Kan door dat idee,
Dit wonderlijke idee,
In deze droomwereld met allerlei wetten
van natuur en chemie en kwantumfysica
Nu geluidstrillingen ontvangen in woord.
Althans, dat lijkt maar zo.
Eigenlijk hoor je niets,
Zoals nu.
Luister maar.
(…)
Weet je nog,
Dat je op zoek ging
Naar het eerste verhaal?
Het liefdesverhaal waarmee alle verhalen
Ooit verteld
Ooit gelezen
Begonnen zijn?
Weet je nog dat je op zoek ging?
Vast wel.
Wat je je misschien niet meer kan herinneren
Is dat je al eerder ging dan je dacht te gaan.
Het was op een nevelige herfstdag in oktober.
Je stond in de speeltuin
En je wees
Lachend
Naar niets.
Kijk dan Vader! Kijk dan Moeder!
En je wees
En je rende
En zong
Rond van blijdschap
Jij zag het. Jij zag HET.
En je Vader en je Moeder knikten lief,
Maar jij zag het:
Zij zagen het niet.
En jij kon het nog niet vertellen,
Want ieder woord zou een woord te veel zijn
En een miljoen woorden te weinig.
De eerste scheur in je hart was geboren
En wat mist scheen voor de zon.
Ja, die nevelige herfstdag in oktober
Was eigenlijk jouw eerste stap
In een hele hele lange reis
Van niets naar niets.
Want weet je nog dat je op zoek ging?
Dat ene moment,
Nu,
Dat het leek alsof je je huis verliet
De tuin inliep
Zo het donker in,
De wijde, boze wereld in
Vol knipperende lampen en harde geluiden.
Dat je struinde door de straten en de pleinen.
Dat je zwierf langs de wegen en de rivieren,
Want die bewogen een kant uit.
Dat je de duinen trotseerde,
Het zand en de zee
En dat je de valleien bezocht
En de bergen beklom.
Want zo deed iedereen dat,
Rennen naar een punt in vorm.
Weet je het nog,
Dat je het iedereen vroeg.
De schreeuwende marktlui uit het Westen
De stille wijzen uit het Oosten
De gekke dwazen uit het Midden
De spelende kinderen in de plassen
De fluitende vogels in de wolken
En de rustige bomen in de grond.
En iedereen was bereid te wijzen
En jij bleef maar lopen
En lopen
En lopen
En lopen
En lopen
En lopen
Het water naar de zee
Totdat je benen moe waren.
En toen bleef je staan.
Naast mij,
Want ik was altijd bij je,
Zoals nu.
En weet je nog dat je toen zuchtte
En je een zachte hand op je schouder voelde
En je ging zitten.
Op een steen
In de tuin
Voor je huis
Want de mens loopt alleen maar in cirkels.
Dat was mooi hè,
Dat moment dat je in de achterzak van je broek iets voelde.
Je haalde het eruit
En je trof een opgevouwen papiertje
Van het oudste perkament.
Het was nieuw en beschadigd
Onaangeroerd en aangetast door de tand der tijd.
Weet je nog
Dat je verbaasd was jouw handschrift te lezen.
Het was een hele oude taal,
De taal van de bomen en de vogels
De taal van de profeten en de poëten
De taal van het begin leek het wel
Maar het waren onmiskenbaar jouw letters
Uit jouw hand
Geschreven met pen en bloed.
Ik weet nog dat je naar de palm van jouw hand staarde
En je je afvroeg hoe oud je eigenlijk was
Of hoe jong.
En wat tijd is.
En wat leeftijd.
Dat was mooi,
Zoals nu.
In mijn bloementuin
Stond er op het gevouwen perkament.
In. Mijn. Bloementuin.
En je keek om je heen
En zag ook nu alleen maar bloemen
Tuin.
De ironie van deze kosmische grap
Zal je pas later zien
En geloof me, weer later ook echt kunnen liefhebben.
Maar weet je nog
Dat je heel voorzichtig het papiertje openvouwde
En je verrast was maar 77 woorden te zien
In het licht
En je staarde
Stil
(…)
In mijn bloementuin
De minnaar en de geliefde zaten zwijgend bij elkaar.
Grenzen waren opgelost in ogen
en alle lichamen waren verstrengeld
als een versmolten regeldruppel vallend langs het raam.
De aarde bloeide op,
de liefde tintelde in de buik,
de hemels stroomden door vingers
en alles werd naadloos geopenbaard en gezien.
Zo zaten ze voor tijden.
Toen besloot hij de vier woorden uit te spreken
en bij het verlaten van de eerste trilling van zijn lippen
was alles verpest.
(…)
Wonderlijk is het niet?
Dat uitgerekend degene die jou graag thuis wil hebben,
Degene is die je er steeds vandaan haalt.
Vergeef mij,
Ook ik ben maar een marionet in dit spel.
Gestuurd om te verwarren,
Want wie het weet, is dood
En wie het niet langer snapt
Is eindelijk ont-snapt.
En de ene oever van de geest
Stuurt je lachend naar de andere oever
En weer terug
En zo zwem jij heen en weer tussen leugens
Terwijl het leven oeverloos leeft
Zonder moeite
In een fluïde droom
Zonder hoeken of dingen
Of deuren of poorten of punten of jou
En waarin alles even werkelijk als onwerkelijk is
Even waar als onwaar
Even leeg als vol
En niets hiervan betekenis heeft
Of van belang is
Voor de Hemel.
En dat teleurstelling een opening is
Naar de rust van het hart
Dat ook heimwee naar jou heeft.
Wat iets in mij u steeds toefluistert
Is dat tijd niet bestaat,
Want de tijd is de bron van alles wat het niet is..
Door tijd is er een jij
En een ander
En een enorme wirwar van miljarden draden en stromingen
En ideeën en radartjes
En maskers en strijd
En gedoe
Zoveel gedoe
Dat we nu Nachten van de Nacht moeten organiseren, omdat
Iedereen maar lult
En alles naar de klote wordt geholpen
En niemand meer zelf kijkt
En nog danst
En staart
En bemint
En liefheeft.
Liefhebben kan alleen zonder haast.
Liefhebben kan alleen zonder haast.
En met heel mijn hart heb ik U lief.
Voor wie het vuur is aangestoken
Of voor wie de zee heeft horen roepen,
Is er geen weg meer terug nu.
De knappe kop heeft waarschijnlijk opgemerkt
Dat de schepping dus schijn moet zijn
En dat iedere adem terugkeert
Van waaruit ze begon.
Dat het verleden niet bestaat.
Dat alle verhalen over jou gaan.
Dat de oerknal Nu is
En nu
En nu
En nu
En nu
(…)
Straks,
Dat nooit komt,
Na dit verhaal
Het eerste verhaal
Jouw verhaal
Het enige verhaal
Dat verteld word
Als er nog niets is,
Zoals nu
Zal je vanzelf opstaan
Je huis lijken te verlaten
De tuin inlopen
Zo de wijde wereld in,
Want de wereld draait maar door
En doorgaan
Zal je.
Dus ga, mijn kind,
Ga dan.
Ga maar.
De wereld schreeuwt om jouw geren
En er wachten enkele dwazen op je,
Die - net als ik - gelogen hebben
En gevallen zijn voor het woord,
Dat altijd een woord te veel is
En een miljoen woorden te weinig.
Maar ga. Toe,
Verlies je in de strijd
Probeer de race te winnen
Laat het denken je opbreken
Maar geef niet op
Totdat opgeven het enige is dat blijft
En twijfel Koning is.
En laat het je smaken
Vannacht
Als de lampen uitgaan
En het licht aan
En trillingen van energie worden ontvangen in beeld en geluid.
Laat het je smaken.
Geniet schaamteloos
Van de drank en de noten
Van de mannen en de vrouwen
De borsten en de billen
Het lachen en de echo’s
De stappen en de tranen
Het donker in het licht
Houd je niet in.
Houd je niet in.
Dat is het enige
Wat de platenspeler vraagt.
Houd je niet in.
In Godsnaam,
Laat het toch eens gaan!
Er zijn geen anderen
Om naar om te kijken.
Word toch eens zo dronken
Van verliefdheid
Dat tijd verdwijnt
In de nacht van de nacht
Van de nacht van de nacht
Van de nacht.
Dans
Dans
Dans
Het water naar de zee.
Dans
Dans tot je benen moe zijn
En de geest op
En je weer opmerkt wat er altijd is,
Dat jou nooit verlaten heeft.
(…)
En als je dan wakker wordt
Van het eerste geluid
En je je afvraagt:
Waarom toch
Dit eindeloze spel?
Waar doe ik het voor?
Waarom zal ik weer gaan bewegen
Van niets naar niets?
Als het allemaal
Even mooi als zinloos lijkt
En je toch alleen maar in cirkels loopt?
Dan wacht ik hier op jou
Nu
Waar er nog niets is.
En ik zal je verwelkomen
Met open armen
En ik zal van je houden.
Zo veel van je houden.
Waar je ook vandaan komt.
En wat je ook mee denkt te dragen.
Hier ben je welkom.
Hier mag je rusten.
Ik zal je haar strelen
En je wang
Je even vastpakken
Naar je luisteren
Of met je kletsen
En hardop schateren
De hemel door vingers laten stromen
Of gewoon bij je zijn
Want zwijgen is genoeg.
Laten we dan bij elkaar zijn.
Gewoon even bij elkaar zijn.
Samen rusten.
Hier mag je altijd rusten.
Zonder de verhalen.
Kom toch, liefde,
Ik ben altijd hier
En Jij
Jij bent altijd welkom.
Zó welkom!
En als we dan zo bij elkaar zitten,
Zoals nu,
En je dan de geest krijgt
En iets in jou fluistert
Hey, ik zou kunnen zeggen
Dat het nu stil, leeg en eenvoudig is
Maar het zouden drie woorden te veel zijn
En een miljoen woorden te weinig.
Dan zal ik verliefd op je worden.
Hopeloos verliefd
Op het eerste gezicht.
En daar,
Hier,
In het niets
Uit het niets
Zal het weer licht worden
En weer dag.
En je zal getuige zijn
Van de eerste wind op een wang
Van de eerste zonnestraal op een gezicht
De eerste regendruppel op een blad
Het eerste zaadje dat wordt gepland
De eerste lach
De eerste echo
De eerste stap
En de eerste traan.
Je zal getuige zijn van alles.
En je zal zien dat het goed is.
En veilig en teder,
En stil en eenvoudig,
Zoals nu,
Nu,
Waar er weer niets is.
Zoals nu,
Was het niet donker
En het was niet licht.
Er waren nog geen dagen
En nog geen nachten
Nog geen hier
Nog geen daar
Nog geen straks
Nog geen toen
Nog geen goed
Nog geen fout
Nog geen jou
En nog geen mij.
Ik was erbij
Toen er nog niets was,
Zoals nu.
En ik zou kunnen zeggen
Dat alles stil, leeg en eenvoudig was,
Maar dat zouden drie woorden te veel zijn
En een miljoen woorden te weinig.
Ik was erbij
Toen de liefde het idee kreeg geboren te willen worden
Om te delen,
Te ervaren.
Ik was erbij
Dat eerste geluid,
Het breken van een hart,
Waaruit alles ontstond
Zoals deze stem
Uit dit lichaam,
De aarde,
Hier
Op deze plek
Onder de maan en de sterren
En alle andere ideeën
In wat jullie nu de kosmos noemen.
Ik was getuige
Van de eerste wind op een wang
Van de eerste zonnestraal op een gezicht
De eerste regendruppel op een blad
Het eerste zaadje dat werd gepland
De eerste lach
De eerste echo
De eerste stap
En de eerste traan.
Ik was erbij,
Zoals nu.
En ik zag dat het goed was.
En ik zag hoe de liefde
De tijdelijkheid en de scheidingen en de sluimeringen
In zichzelf liet bestaan
En hoe hij zich daarin terugtrok
En zich verstopte als alle verschijnselen.
Ik hoorde hem nog grinniken.
En ik zag dat het goed was,
En veilig en teder,
Als toen er nog niets was,
Zoals nu.
En sindsdien, mijn kind,
Ben jij er dus, omdat ik er ben.
En ik ben er, omdat jij er bent.
Alles is er, omdat jij er bent.
En wat ben ik dus blij met jou!
Want door dat idee, en door dat idee alleen,
Kan ik met mezelf dansen
En jou voelen
In de wind
In de zonnestraal
In de regendruppel
En in deze ademhaling,
Het zaadje.
En jij, het licht van de wereld,
Kan door dat idee,
Dit wonderlijke idee,
In deze droomwereld met allerlei wetten
van natuur en chemie en kwantumfysica
Nu geluidstrillingen ontvangen in woord.
Althans, dat lijkt maar zo.
Eigenlijk hoor je niets,
Zoals nu.
Luister maar.
(…)
Weet je nog,
Dat je op zoek ging
Naar het eerste verhaal?
Het liefdesverhaal waarmee alle verhalen
Ooit verteld
Ooit gelezen
Begonnen zijn?
Weet je nog dat je op zoek ging?
Vast wel.
Wat je je misschien niet meer kan herinneren
Is dat je al eerder ging dan je dacht te gaan.
Het was op een nevelige herfstdag in oktober.
Je stond in de speeltuin
En je wees
Lachend
Naar niets.
Kijk dan Vader! Kijk dan Moeder!
En je wees
En je rende
En zong
Rond van blijdschap
Jij zag het. Jij zag HET.
En je Vader en je Moeder knikten lief,
Maar jij zag het:
Zij zagen het niet.
En jij kon het nog niet vertellen,
Want ieder woord zou een woord te veel zijn
En een miljoen woorden te weinig.
De eerste scheur in je hart was geboren
En wat mist scheen voor de zon.
Ja, die nevelige herfstdag in oktober
Was eigenlijk jouw eerste stap
In een hele hele lange reis
Van niets naar niets.
Want weet je nog dat je op zoek ging?
Dat ene moment,
Nu,
Dat het leek alsof je je huis verliet
De tuin inliep
Zo het donker in,
De wijde, boze wereld in
Vol knipperende lampen en harde geluiden.
Dat je struinde door de straten en de pleinen.
Dat je zwierf langs de wegen en de rivieren,
Want die bewogen een kant uit.
Dat je de duinen trotseerde,
Het zand en de zee
En dat je de valleien bezocht
En de bergen beklom.
Want zo deed iedereen dat,
Rennen naar een punt in vorm.
Weet je het nog,
Dat je het iedereen vroeg.
De schreeuwende marktlui uit het Westen
De stille wijzen uit het Oosten
De gekke dwazen uit het Midden
De spelende kinderen in de plassen
De fluitende vogels in de wolken
En de rustige bomen in de grond.
En iedereen was bereid te wijzen
En jij bleef maar lopen
En lopen
En lopen
En lopen
En lopen
En lopen
Het water naar de zee
Totdat je benen moe waren.
En toen bleef je staan.
Naast mij,
Want ik was altijd bij je,
Zoals nu.
En weet je nog dat je toen zuchtte
En je een zachte hand op je schouder voelde
En je ging zitten.
Op een steen
In de tuin
Voor je huis
Want de mens loopt alleen maar in cirkels.
Dat was mooi hè,
Dat moment dat je in de achterzak van je broek iets voelde.
Je haalde het eruit
En je trof een opgevouwen papiertje
Van het oudste perkament.
Het was nieuw en beschadigd
Onaangeroerd en aangetast door de tand der tijd.
Weet je nog
Dat je verbaasd was jouw handschrift te lezen.
Het was een hele oude taal,
De taal van de bomen en de vogels
De taal van de profeten en de poëten
De taal van het begin leek het wel
Maar het waren onmiskenbaar jouw letters
Uit jouw hand
Geschreven met pen en bloed.
Ik weet nog dat je naar de palm van jouw hand staarde
En je je afvroeg hoe oud je eigenlijk was
Of hoe jong.
En wat tijd is.
En wat leeftijd.
Dat was mooi,
Zoals nu.
In mijn bloementuin
Stond er op het gevouwen perkament.
In. Mijn. Bloementuin.
En je keek om je heen
En zag ook nu alleen maar bloemen
Tuin.
De ironie van deze kosmische grap
Zal je pas later zien
En geloof me, weer later ook echt kunnen liefhebben.
Maar weet je nog
Dat je heel voorzichtig het papiertje openvouwde
En je verrast was maar 77 woorden te zien
In het licht
En je staarde
Stil
(…)
In mijn bloementuin
De minnaar en de geliefde zaten zwijgend bij elkaar.
Grenzen waren opgelost in ogen
en alle lichamen waren verstrengeld
als een versmolten regeldruppel vallend langs het raam.
De aarde bloeide op,
de liefde tintelde in de buik,
de hemels stroomden door vingers
en alles werd naadloos geopenbaard en gezien.
Zo zaten ze voor tijden.
Toen besloot hij de vier woorden uit te spreken
en bij het verlaten van de eerste trilling van zijn lippen
was alles verpest.
(…)
Wonderlijk is het niet?
Dat uitgerekend degene die jou graag thuis wil hebben,
Degene is die je er steeds vandaan haalt.
Vergeef mij,
Ook ik ben maar een marionet in dit spel.
Gestuurd om te verwarren,
Want wie het weet, is dood
En wie het niet langer snapt
Is eindelijk ont-snapt.
En de ene oever van de geest
Stuurt je lachend naar de andere oever
En weer terug
En zo zwem jij heen en weer tussen leugens
Terwijl het leven oeverloos leeft
Zonder moeite
In een fluïde droom
Zonder hoeken of dingen
Of deuren of poorten of punten of jou
En waarin alles even werkelijk als onwerkelijk is
Even waar als onwaar
Even leeg als vol
En niets hiervan betekenis heeft
Of van belang is
Voor de Hemel.
En dat teleurstelling een opening is
Naar de rust van het hart
Dat ook heimwee naar jou heeft.
Wat iets in mij u steeds toefluistert
Is dat tijd niet bestaat,
Want de tijd is de bron van alles wat het niet is..
Door tijd is er een jij
En een ander
En een enorme wirwar van miljarden draden en stromingen
En ideeën en radartjes
En maskers en strijd
En gedoe
Zoveel gedoe
Dat we nu Nachten van de Nacht moeten organiseren, omdat
Iedereen maar lult
En alles naar de klote wordt geholpen
En niemand meer zelf kijkt
En nog danst
En staart
En bemint
En liefheeft.
Liefhebben kan alleen zonder haast.
Liefhebben kan alleen zonder haast.
En met heel mijn hart heb ik U lief.
Voor wie het vuur is aangestoken
Of voor wie de zee heeft horen roepen,
Is er geen weg meer terug nu.
De knappe kop heeft waarschijnlijk opgemerkt
Dat de schepping dus schijn moet zijn
En dat iedere adem terugkeert
Van waaruit ze begon.
Dat het verleden niet bestaat.
Dat alle verhalen over jou gaan.
Dat de oerknal Nu is
En nu
En nu
En nu
En nu
(…)
Straks,
Dat nooit komt,
Na dit verhaal
Het eerste verhaal
Jouw verhaal
Het enige verhaal
Dat verteld word
Als er nog niets is,
Zoals nu
Zal je vanzelf opstaan
Je huis lijken te verlaten
De tuin inlopen
Zo de wijde wereld in,
Want de wereld draait maar door
En doorgaan
Zal je.
Dus ga, mijn kind,
Ga dan.
Ga maar.
De wereld schreeuwt om jouw geren
En er wachten enkele dwazen op je,
Die - net als ik - gelogen hebben
En gevallen zijn voor het woord,
Dat altijd een woord te veel is
En een miljoen woorden te weinig.
Maar ga. Toe,
Verlies je in de strijd
Probeer de race te winnen
Laat het denken je opbreken
Maar geef niet op
Totdat opgeven het enige is dat blijft
En twijfel Koning is.
En laat het je smaken
Vannacht
Als de lampen uitgaan
En het licht aan
En trillingen van energie worden ontvangen in beeld en geluid.
Laat het je smaken.
Geniet schaamteloos
Van de drank en de noten
Van de mannen en de vrouwen
De borsten en de billen
Het lachen en de echo’s
De stappen en de tranen
Het donker in het licht
Houd je niet in.
Houd je niet in.
Dat is het enige
Wat de platenspeler vraagt.
Houd je niet in.
In Godsnaam,
Laat het toch eens gaan!
Er zijn geen anderen
Om naar om te kijken.
Word toch eens zo dronken
Van verliefdheid
Dat tijd verdwijnt
In de nacht van de nacht
Van de nacht van de nacht
Van de nacht.
Dans
Dans
Dans
Het water naar de zee.
Dans
Dans tot je benen moe zijn
En de geest op
En je weer opmerkt wat er altijd is,
Dat jou nooit verlaten heeft.
(…)
En als je dan wakker wordt
Van het eerste geluid
En je je afvraagt:
Waarom toch
Dit eindeloze spel?
Waar doe ik het voor?
Waarom zal ik weer gaan bewegen
Van niets naar niets?
Als het allemaal
Even mooi als zinloos lijkt
En je toch alleen maar in cirkels loopt?
Dan wacht ik hier op jou
Nu
Waar er nog niets is.
En ik zal je verwelkomen
Met open armen
En ik zal van je houden.
Zo veel van je houden.
Waar je ook vandaan komt.
En wat je ook mee denkt te dragen.
Hier ben je welkom.
Hier mag je rusten.
Ik zal je haar strelen
En je wang
Je even vastpakken
Naar je luisteren
Of met je kletsen
En hardop schateren
De hemel door vingers laten stromen
Of gewoon bij je zijn
Want zwijgen is genoeg.
Laten we dan bij elkaar zijn.
Gewoon even bij elkaar zijn.
Samen rusten.
Hier mag je altijd rusten.
Zonder de verhalen.
Kom toch, liefde,
Ik ben altijd hier
En Jij
Jij bent altijd welkom.
Zó welkom!
En als we dan zo bij elkaar zitten,
Zoals nu,
En je dan de geest krijgt
En iets in jou fluistert
Hey, ik zou kunnen zeggen
Dat het nu stil, leeg en eenvoudig is
Maar het zouden drie woorden te veel zijn
En een miljoen woorden te weinig.
Dan zal ik verliefd op je worden.
Hopeloos verliefd
Op het eerste gezicht.
En daar,
Hier,
In het niets
Uit het niets
Zal het weer licht worden
En weer dag.
En je zal getuige zijn
Van de eerste wind op een wang
Van de eerste zonnestraal op een gezicht
De eerste regendruppel op een blad
Het eerste zaadje dat wordt gepland
De eerste lach
De eerste echo
De eerste stap
En de eerste traan.
Je zal getuige zijn van alles.
En je zal zien dat het goed is.
En veilig en teder,
En stil en eenvoudig,
Zoals nu,
Nu,
Waar er weer niets is.
© Niels Zwakhals (2017)
Dit gedicht is voorgedragen op het Oktoberweekend van Mensa Nederland (www.mensa.nl)
ter opening van de Nacht van de Nacht (www.nachtvandenacht.nl)
ter opening van de Nacht van de Nacht (www.nachtvandenacht.nl)